Ton van der Linden scoorde belangrijkste goal in Utrechtse voetbalhistorie
“IK ZAG ZO GAUW NIEMAND VRIJ STAAN EN SCHOOT INTUÏTIEF”
Het verslag uit het weekblad Sport en Sportwereld (van maandag 16 juni 1958, prijs 28 cent) kent iedere rechtgeaarde DOS-supporter uit het hoofd. Journalist Martin Bremer beschrijft het winnende doelpunt als volgt: “Eindelijk kreeg aanvoerder Van der Linden de kans om zijn behendigheid met de bal te demonstreren. Goochelend met de bal beurtelings op de voet en op het hoofd legde hij een tweetal Enschedese verdedigers in de luren. Om daarna een schot te lossen dat doelman Van der Wint blijkbaar totaal verraste.”
De voetbaljournalist vervolgt zijn verhaal met het beschrijven van de euforie die in het met 38.000 toeschouwers volkomen uitverkochte stadion De Goffert losbarstte. “Vrijwel op hetzelfde moment was Van der Linden verdwenen, bedolven onder zijn uitgelaten medespelers. Even later verscheen hij weer, nu op de schouders van de vele Utrechtse supporters die meteen bezit hadden genomen van de grasmat. Het doelpunt van Van der Linden betekende dat DOS voor het eerst in zijn bestaan kampioen van Nederland was geworden.”
Ton van der Linden moet bijna veertig jaar later grinniken wanneer het lyrische verslag ter tafel komt. Zijn spreekwoordelijke nuchterheid viert nog steeds de boventoon. “Van het doelpunt weet ik alleen dat die bal bij toeval op het doel van Enschede werd gejoekeld. Ik zag zo gauw niemand vrij staan en voor een soloactie was het veel te heet. Ik kon dat ding dus niet kwijt en besloot intuïtief te schieten. Daar kunnen blijkbaar mooie dingen van komen, zoals een landskampioenschap. Het gebeurde ook nog met m’n iets zwakkere linkervoet, zo weet ik me nog te herinneren.”
In zijn Viaanse flat doet vrijwel niets denken aan de roemrijke DOS-jaren, alleen van het afscheid is een kleinood terug te vinden op de kast. Bij nader inzien blijkt het geen geschenk van de Kanaries maar van Ajax te zijn, een maquette met bijpassende tekst. Misschien symbolisch voor het tekort aan respect dat de beste voetballer die Utrecht ooit heeft voortgebracht, uit eigen gelederen kreeg. Over zijn afscheid in Galgenwaard tegen Ajax wil Van der Linden (64) zelfs helemaal niet meer praten, want dan moet de befaamde enveloppe zonder inhoud weer te sprake komen. En dan maak ik me weer kwaad en daar heb ik alleen mezelf mee. Maar het steekt nog steeds.”
Ton van der Linden heeft het liever over de mooie aspecten van zijn voetballoopbaan. De interland tegen Bulgarije bijvoorbeeld met debutant Humphrey Mijnals en doelman Frans de Munck zodat voetbalstad Utrecht met drie internationals van de partij was. “Eén van de beste wedstrijden die ik in Oranje heb gespeeld, met drie mooie doelpunten. Landen als Bulgarije en Hongarije lagen me beter dan bijvoorbeeld België, tegen dat land heb ik niet vaak uitgeblonken. Die spelstijl lag me niet terwijl het tegen technische vaardige tegenstanders meestal lekker ging.” Drie treffers maakte Van der Linden tegen doelman Nadenov, het was begin april 1960. “Ik was toen op mijn top, waarschijnlijk had ik toen beter naar collega Faas Wilkes moeten luisteren. Hij beweerde dat Italië aan mijn voeten zou liggen, maar ik ging liever op vakantie naar Texel om telefoontjes van makelaars te ontlopen. Mijn gezin werd gek van alle aanbiedingen en daar was het lekker rustig. Ik speelde op safe en bleef bij DOS.”
Van der Linden speelde in totaal 24 interlands en scoorde 19 keer. Hij staat nog in de Top Tien van Oranje-schutters. “Wanneer je bedenkt dat er toen beduidend minder interlands werden gespeeld dan tegenwoordig, mag ik niet ontevreden zijn. We hadden toen klassespelers als Wilkes, Rijvers en Lenstra. Daar kwam je niet zomaar tussen. Er wordt vaak beweerd dat die vroegere cracks tegenwoordig niet meer aan de bak zouden komen, maar dat is onzin. Ze hadden zoveel technische bagage en voetbalinzicht, dan lopen er vandaag de dag hele volksstammen die hun veters nog niet zouden mogen vastmaken en toch de grootste praatjes hebben. En dan heb ik het nog niet eens over de bal die toen twee keer zo zwaar was als tegenwoordig.”
De bescheidenheid van Ton van der Linden maakte dat hij nauwelijks over eigen plakboeken beschikt. “Van trouwe fans heb ik later gelukkig nogal wat gekregen, blijkbaar heb ik her en der toch wel een beetje indruk gemaakt. Van een man uit Hilversum heb ik onlangs een hele stapel boeken gekregen, die supporter moet dag en nacht aan het knippen geweest zijn. Nu vind ik het wel weer geinig om alles terug te lezen, dat zal wel met de leeftijd te maken hebben. Dat kampioensfeest heb ik trouwens nauwelijks gevierd, een dag na de wedstrijd overleed de vader van mijn vrouw. Hij was al ernstig ziek, maar van ons kampioenschap heeft hij nog net iets meegekregen. Het was alsof-ie er op gewacht had, zo hebben wij dat ervaren. Maar aan feesten zijn we niet toegekomen.”
Ton van der Linden was de absolute vedette van DOS, maar hij de reputatie geen gedreven voetballer te zijn. “Dat onzinnige verhaal moet maar eens de wereld uit, ik was juist erg bezeten van voetbal. Op de training liep ik altijd voorop, het was heerlijk om je lichaam af te matten. Maar ik liep me niet uit de naad op domme ballen, ik bewaarde mijn energie liever voor beslissende acties. Pepi Gruber had daar geen moeite mee, onze trainer had zelf aan de top gevoetbald en kon zich daarom inleven in talentvolle spelers. Het waren gekke tijden, Gruber was zelf bereid om het gras bij mij thuis te maaien zodat ik me niet te veel zou vermoeien. Aan die onzin deed ik niet mee, ook niet aan zijn suggestie om iedere morgen een paar geklutste eieren te eten. Maar dat hoorde bij die man, hij had heel eigen opvattingen.”
De suggestie dat er in de stad Utrecht maar eens een straat of een plein naar hem genoemd moet worden, wimpelt Van der Linden resoluut weg. “Ze moeten maar wachten tot ik het gras aan de onderkant zie groeien. Ik ben en blijf een heel gewone jongen, al is het wel jammer dat een club als FC Utrecht geen gebruik maakt van mijn kijk op voetbal. Ik heb natuurlijk wel een kleinigheidje gepresteerd. Zo zag ik een paar jaar terug voor het eerst die Gerald Sibon voetballen, hij zat toen nog niet bij Roda. Bij de eerste de beste actie zag je al hoeveel klasse zo’n jongen in huis heeft. Het herkennen van een écht goede voetballer, dat blijft toch iets aparts.” Zoals de legendarische trainer Jaap van der Leck begin jaren vijftig demonstreerde toen een junior van Voorwaarts met onwaarschijnlijke precisie de ballen steeds over de sloot trapte naar het trainingsveld van DOS aan de Marnixlaan. De jonge Tonny van der Linden werd prompt aangenomen als lid. “Ja, zo is het allemaal begonnen. Alsof het gisteren was, ik zie Van der Leck nog verbaasd staan kijken.”